Mijn favoriete winterweer: strak blauwe lucht, flink koud en weinig wind bracht mij deze week tot in extremen. Zo liep ik een paar dagen geleden uren te dwalen over de dijken die mijn woonplaats Culemborg beschermen tegen hoog water. Wat een rust. Heerlijk!
Ware het dat ik precies ditzelfde winterweer net achter me had gelaten in New York waar ik binnen een week alle hoeken en gaten van Manhatten heb mogen bewandelen; smack in the middle van alle hectiek. Ook heerlijk!
Ik hou van deze grote verschillen. Van het heen en weer gekaatst worden tussen bloedheet en ijskoud, tussen woeste stormen en de eerste ielige zonnesstraal, waarbij de eerste narcissen hun kopje laten zien en je wangen al kunnen verbranden.
Ik hou van dit heen en weer bewegen, van meebewegen; that keeps me alive … dat geeft me het gevoel dat ik wakker ben, dat ik (b)ruis, dat ik dans, dat ik zing, dat ik val en ook weer opsta.
Zo beweeg ik mij moeiteloos van hier naar daar in het dymanisch New York City en ben ik ook blij als ik weer in dit kleine stadje aankom, waar ik met veel plezier woon.
En ik hou ook van verandering. Van het een totaal andere weg inslaan. Van het niet weten met welke bestemming. The excitement van het onderweg zijn; wanneer dan – waarheen dan – hoelang dan – wat ga ik tegenkomen – met wie dan?
Voor een vriendin – vijftig geworden – schreef ik laatst een tekst, waarin de woorden ‘omslag’, ‘ommekeer’ en ‘ommezwaai’ voorkwamen en mooi genoeg stuitte ik in deze context op de woorden evolutie en revolutie. En toen ontving ik zelf iets later dit gedichtje van Lucebert.
Ik draai een kleine revolutie af
ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land
ik ben weer water
ik draag schuimende koppen op mijn hoofd
ik draag schietende schimmen in mijn hoofd
op mijn rug rust een zeemeermin
op mijn rug rust de wind
de wind en de zeemeermin zingen
de schuimende koppen ruisen
de schietende schimmen vallen.
Ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing.
[Lucebert]
Mieke